Ballade van Nele de Schele
Wordt een vent grijs en oud en zijn ballen
ijskoud
met prostaat die vergaat, ligt zijn lul in een
krul
Spits toch maar je oren om zijn verhalen te
horen
Hoe je voorvaderen vreeën en hun meisjes
bereeën
De broek vol goesting en voor ‘t wippen
gebouwd.
Schuif bij dus die stoel en houd even je smoel
En haal me een pintje vol mout,
Of beter nog breng me er vele:
Want zonder omhaal volgt hier mijn verhaal
Van Neukebest Nest en Wuvenschrik Rik
En de snol genaamd Nele de Schele.
Telkens Neukebest Nest met Wuvenschrik Rik
Na het werk de bloemetjes buiten wil zetten
is ‘t meestal de Nest die jongleert met zijn
pik
terwijl Rik om zich heen weet te meppen.
En vernielen ze een deur in een rotslecht
humeur
Dan is het om hun pik in flamoezen te wetten.
Voor flamoezen geen zegen, maar die kunnen er
tegen
Want in het echtelijk bed is ’t vaak gene
vetten.
Neukebest Nest en Wuvenschrik Rik zaten weken
op zee,
Om hun kostje bij elkaar te vissen.
Geen wonder dat zonder vrouwvolk aan boord
Ze daarbij machtig veel moesten missen.
Een zeehond of twee, de kont van een eend,
soms een prikkende kwal
of hoog in het noord slechts een rafelig koord
’t was killig en vies maar ‘t was beter dan
niets
dus deden ze het daar dan maar mee.
Maar och here ons Nest, slechts in bed op zijn
best,
Kreeg allengs
kriebelende jeuk aan zijn kloten.
Dus zodra het maar kon kroop ons tweetal aan
wal
Ver weg van de deinende boten.
En pas raakten hun voeten opnieuw vaste grond
Of Nest plantte zijn lul in een wijvenkont,
En Wuvenschrik Rik hield zijn vuisten al
klaar,
Om onwillige teven te kleuren in ’t blauw en
in ’t bont.
Ze besprongen al ‘t vrouwvolk aan de Belgische
kust
Maar nog raakte hun lust aan geen kanten
geblust.
Landinwaarts dan maar beide pikken gekeerd
En in klitten zo goor trok hun zaad een lang
spoor
Van Schellebelle over Retie tot Sint Job in ’t
Goor.
Van al dat neuken kregen ze een machtige dust
En voor een duvel of twaalf ben je best aan de
kust.
Dus weer naar Oostende en zijn Casino Kursaal
Waar je uit ’s lands heetste snollen kan
kiezen.
Met ‘t vaste gedacht van schoon vrouwvolk te
vinden,
En om fluks in ’t casino al hun duivels te
ontbinden,
Stormden Nest en Rik naar binnen zonder tijd
te verliezen.
Daar liet Rik van zich horen met krachtige
winden:
Ja voorwaar, de scheet die ontsnapte aan zijn
harige billen
Deed het trotse gebouw op zijn grondvesten
trillen.
“Naar gelang het geslacht, gaat er geen hier
vandaan,
Tenzij poepeloere of binnen gedaan”
brulde Rik met het vuur van een tochtige haan.
Heel even ontstond hevig rumoer in de zaal,
Maar na Rik’s rake klappen verstomde ‘t
kabaal.
Eén blik van Rik stuurde de mannen halsoverkop
naar de toog,
Een tweede blik en de vrouwen tilden haastig
hun rok omhoog.
De gespierde knuppel van Nest begon van
plezier te trillen,
Bij ‘t fraai tafereel van veertig paar
neukklare billen.
Zoveel trillende billen! Zeldzaam zicht in De
Wever zijn stad,
Maar in
Jochans fiere stede kijkt men niet op een gat.
Nest Neukebest wist met zijn vreugde geen
blijf,
In drafje zich spoedend van wijf naar wijf,
Griste hij snel al hun kleren van ‘t lijf.
Veertig paar billen, daartussen veertig
heerlijke gleuven!
Zelfs wie niet gestudeerd heeft aan de K.U.
van Leuven
Begrijpt met een koel hoofd en wat rekenwerk
Dat ieder dus tevens direct kon genieten van
een stuk of tachtig tieten.
Geen wonder dat het elke vent zeer zou deed
verdrieten
Kreeg hij zijn pik daarbij niet recht en zo
sterk als een berk.
Weg vloog Nest zijn broek in een verre hoek,
En met ontblote eikel hield zijn pik zich
kloek
Om veertig gleuven voluit en royaal te
begieten.
Nest Neukebest liet er verder geen gras over
groeien,
En reeg de eerste snol aan zijn paal zonder
morsen of knoeien.
Hij neukte haar grondig en hij neukte haar
fel,
Aan haar kreten te horen besprong haar een
trol uit de hel.
Op het tapis plein van ‘t Kursaal ziet men nu
nog de plekken
Ontlokt aan de del door ‘t gestoot van Nests
bekken.
Eens suf geneukt duwde hij snol één van zich
af,
en spoedde zich naar snol twee op driftige draf
maar nog voor die zich bevend aan hem over gaf
zwaaiden open de deuren en ieder stond paf:
want in ’t deurgat verscheen gracieus maar
zeker niet frêle
de kloeke gedaante van Nele, berucht als de
Schele.
Met één oog keek ze kregelig naar ’t neukspel
van Nest,
Met het andere hoe Rik zich in zijn duvel
verslikte
En terwijl ze met een minachtende grijns tegen
Nests knuppel tikte
Zei ze: “Kom hier mijn knaapje, dat ik je
instrumentje eens test.
Is dit nu speelgoed voor sacochen, dat
pijpensteeltje?
Blijf goed bij de les, kom, wiebel je lontje
in Neeltje.”
Nest voelde zich letterlijk in zijn kruis
getast,
Snol twee, eerst zo lekker, scheen hem nu tot
last,
Met een machtige zwaai gaf hij zijn kont een
draai,
En slingerde het wijf aan zijn pik met een
zwierige zwik
Hoog door de lucht op de baccarat tafels.
Het publiek kreeg de hik maar ons Neel gaf
geen kik.
“Klein ventje kom hier dat ik je de hel in
naai!”
Sneerde Nele en ze rukte haar kleren tot
rafels.
Met een zwaai van haar tieten drukte ze een
roulette tot schroot
En zwiepte met haar gat alle glazen van tafel.
Op de rug lag ze nu open en bloot en klaar
voor de stoot
Van Nests steigerende geslacht in haar gleuf.
Nest in zijn schik streelde langzaam zijn pik
En stelde zich recht voor een aardig
toneeltje:
Hij stulpte zijn aars in en uit met een zucht
En op gingen zijn ballen hoog in de lucht
Eens zo lang werd zijn lul en wel dubbel zo
dik,
Ja, bijna zo dik als de nek van De Gucht
Dit was uit de kunst, ’t was een beeldje.
En als kers op de taart en om hem klaar te
stomen
Bestreek hij zijn eikel met mosterd en pili
uit blik
totdat zijn geslacht niet meer in was te
tomen.
Met vaste hand en één oog dicht voor de
trefzekere mik
Duwde hij zijn eikel tussen de plooien van
Nele’s gleuf
en zocht zich verbeten een weg in haar sleuf
Van plan er na uren pas weer uit te komen.
Wie voer ooit naar Lemmer en zijn Wouda-gemaal
En keek op naar zijn centrifugaalpompen?
Wie zag zijn boomdikke zuigers in ‘t edelste
staal
Onder veertien atmosfeer overdruk bonken?
Wel wat ze toen zagen was maar klein bier
Bij ’t razend gebeuk van Nests tierelier
En de stuiterende stoot van zijn
boerenpaardschonken.
Doch Nele de Schele had voor veel hetere vuren
gestaan
En trok zich van ’t gepulk in haar schoot niet
veel aan.
Verveeld keek ze in ’t rond terwijl ze haar
nagels bijvijlde
En onderdrukte een geeuw tot ze erbij kwijlde.
“Maar ventje toch”, kirde ze onder het minnen
wordt het geen tijd dat we er eens aan
beginnen?”
Met een vette knipoog trok ze haar schedespier
samen
Waardoor Nest plots verstarde en uit was ’t en
amen,
Want in één trek zoog Nele hem helemaal leeg
Zijn lul kromp ineen, ballen verslapten als
deeg
Slechts een flinterdun draadje bengelde tussen
zijn dijen
Toen hij, uitgeteld, zich op de grond neer
liet glijden.
Rik Wuvenschrik had zich al die tijd stil
gehouden
Maar toen hij zag hoe zijn maat in zijn eer
werd geschonden
Werden bij hem alle duivels ontbonden.
“Lelijke teef, ‘k zag wat je deed en het zal
je berouwen!”
Vloekte hij met gebalde joekels van vuisten en
gestroopte mouwen:
Met zijn mokervuist ramde hij tegen haar klit
en omhoog
In haar spleet schoot zijn arm tot boven de
elleboog.
Nele de Schele zei lachend: “Nu pas voel ik
daar iets.
’t Is nog niet veel soeps maar ’t is beter dan
niets.”
Ze haalde diep adem, kneep haar kut toe en
daarna ook haar kont
En daar lag plots Rik, verbrijzeld zijn arm,
uitgeteld op de grond.
Terwijl onze twee helden daar lagen te
kronkelen van pijn
Zei Nele vol misprijzen met een stem vol
venijn:
“Jullie miezerige neukers, ik trap het hier af
Keer terug naar het bed dat mijn vrijer me
gaf.
Bekruipt jullie nog eens de lust om echte
vrouwen te neuken
Denk dan eens aan Nele om de boel op te
leuken.
Zolang als het duurt ben ik steeds in de buurt
Zolang menig slag penis in menige schede
schuurt.
Op het strand tussen Oostende en de badplaats
De Haan
Kan je me vaak in mijn bloten zien staan.
Daar voel ik me pas lekker en goed in mijn vel
Waar de wind de ballen doet klapperen
En loeiend het schaamhaar doet wapperen
Daar waar het fijn zeezand je omstroelt bij de
vleet
En als vrijers zich driftig een weg baant in
iedere spleet
Daar zal ik op jullie wachten, onthoud het dus
wel.
Daar zie je met ein bein in ’t zeitje de
Oostendenaars vrijen
’t andere in hun nek om acrobatisch te rijden.
Ajuus en de kost!”, besloot Neeltje en ze
keerde haar reet.
Heer Halewijn was er bij en bij wijze van spel
bedacht hij deze versie van Eskimo Nell.